vrijdag 12 december 2008

Langzaam nemen mijn krachten af

Maandag en dinsdagnacht zijn dramatisch geweest, verstikkende hoestbuien, benauwdheid, grote onrust, angst en niet kunnen slapen. Gonny onze huisarts, een absolute schat die dag en nacht voor ons klaarstaat, is elke dag langs geweest om te kijken hoe we het zo comfortabel mogelijk voor me kunnen maken en hoe we vooral de nachten iets rustiger krijgen. Inmiddels heb ik scala aan medicijnen en hulpmiddelen in huis om me te ondersteunen en daardoor ik heb de afgelopen twee nachten in ieder geval tot 4 uur door kunnen slapen. De hoestbuien zijn nu ook minder heftig. Na een half uurtje lukt me dan wel weer om een beetje in te sudderen en tot de ochtend al half wakend, slapend door te brengen. Sinds vandaag heb ik ook begeleiding van een fysiotherapeut om me te helpen met ademhalingstechnieken en ontspanningsoefeningen. Alle kleine inspanningen kosten me steeds meer kracht; praten gaat moeilijk, een hapje eten is doodvermoeiend en douchen een ware uitputtingsslag, maar nog steeds wel heel lekker. Vanmorgen kreeg ik de dop niet meer van de douchegel en dan voel ik me zo machteloos. Diederik heeft gelukkig veel hulp van familie en vrienden omdat het dag en nacht zorgen zwaar is op dit moment. Ik ben zo blij dat we dit met elkaar kunnen doen, dat maakt het een stuk minder eenzaam. Dankbaar voor alle liefdevolle zorg van alle grote lieverds om me heen, met een omhelzing, Nelly

VOOR EEN DAG VAN MORGEN
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.

Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw,
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.

Met dank aan Ruth, uit: Al ben ik een reiziger (1959) van Hans Andreus